In Nederland kennen we een eeuwenlange traditie in het opvangen, integreren en sociaal- economisch laten participeren van groepen nieuwkomers.
Sinds het begin van de jaartelling tot ver in de twintigste eeuw maken nieuwkomers deel uit van onze samenleving. Al deze groeperingen en hun bijhorende culturen hebben bijgedragen aan wat we nu Nederlandse identiteit en Nederlandse cultuur noemen.
Het uiteindelijke maatschappelijke effect, na verloop van tijd, is tot nu toe altijd geweest economische, culturele en maatschappelijke meerwaarde. Deze modus van samenleven noemen we tegenwoordig de super diversiteit in de grote steden.
In Nederland zijn we hier relatief goed in. Vergelijk maar eens de aanpak en het samenleven in de z.g. krachtwijken (ook wel Vogelaar wijken genoemd) bv. Transvaal en Schilderswijk in Den Haag met de banlieus van Parijs. Het verschil is veelzeggend.
Wij hebben langdurig ervaring en expertise opgedaan in omgang met andere culturen en met het sociaal-economisch laten participeren van nieuwkomers. Daarnaast hebben we een koloniale geschiedenis waarbij we in tegenstelling tot andere koloniale mogendheden een modus hebben weten te vinden (later niet onomstreden overigens, maar wel effectief indertijd) in het laten participeren van lokale bevolking in lokaal bestuur, zoveel mogelijk recht doend aan eigen cultuur, maar wel in een hybride bestuursvorm.
De expertise die daarvoor nodig was werd begin vorige eeuw geleverd door de universitaire bestuursopleiding, die na de dekolonisatie is getransformeerd tot de opleidingen culturele antropologie/niet westerse sociologie.
Is onze expertise in het omgaan met diversiteit niet een internationaal erkend handelsmerk?
Kunnen we de expertise in het omgaan met diversiteit en multiculturaliteit niet internationaal vermarkten zoals onze waterbouwkundige en agrarische expertise?
Net zoals onze agrarische en waterbouwkundige expertise bijdraagt aan het oplossen van problemen met voedselvoorzienig en waterbeheersing in ontwikkelingslanden, zo kan ook op vergelijkbare wijze onze interculturele expertise ingezet worden in het hanteerbaar maken van etnische spanningen in landen/samenlevingen door wederzijdse acceptatie van elkaars cultuur, religie en levenswijze, door bevolkingsgroepen niet uit te sluiten en te discrimineren en door minderheden een stem in het lokale bestuur te geven. Het lokaal bestuur in deze landen zou ervan overtuigd moeten worden dat een interculturele benadering van etnische spanning: “intercultural engineering”, voor alle betrokken partijen winst oplevert.
Ten grondslag aan het vluchtelingenprobleem liggen de spanningen tussen etnische en religieuze groepen, welke escaleren in gewelddadigheden, vaak door toedoen van een dictator, in die landen van waaruit de vluchtelingenstroom naar Europa op gang is gekomen.
Europa, laat staan Nederland, kan dit internationale vluchtelingenprobleem niet op eigen kracht oplossen. We zullen rekening moeten houden met een voortdurende grootschalige vluchtelingenstroom de komende decennia.
De grenzen van de Europese opvangmogelijkheden komen in zicht bij deze voortdurende stroom vluchtelingen op dergelijke schaal. Omdat een aantal landen in Europa succesvol is in het opvangen en integreren van vluchtelingen kan de valkuil ontstaan van het ten onder gaan aan het eigen succes voor sommige Europese landen.
De vraag ligt dan voor de hand of we in Europa het toelatingsbeleid moeten terugdraaien of zelfs helemaal stoppen, zoals sommige Oost Europese landen willen.
Bij de vraag hoe we met dit dilemma kunnen omgaan, kan het statement van Joris Voorhoeve richtinggevend zijn:
“Staten die succesvol grote groepen migranten kunnen integreren, hen de taal leren en voor werk zorgen, zullen uiteindelijk de succesvolste samenlevingen blijken te zijn. Oost Europa, Japan en Rusland zijn voorbeelden van landen die dichtslaan en gaan krimpen. De xenofobe groeperingen in de EU voeren een achterhoedegevecht. Integratie en adaptie van onze samenlevingen is de weg naar de toekomst”
We zullen als “intercultural engineers” de komende jaren heel creatief moeten omgaan met deze uitdaging, om te voorkomen dat we ten onder gaan aan ons eigen succes.
Jean Baptiste Segond von Banchet, 4 december 2015